Afgelopen dagen was ik in Milaan. Om te werken maar ook om het stadsleven te inhaleren, want daar ontkom je gewoonweg niet aan in Milaan. Het leven zoals het leven moet zijn liet ik over me heen komen, mijn poriën binnendringen. Hoe jonge Italiaanse schoonheden flaneren en hun uiterste best doen om wijsheid uit te stralen. Hoe oude voorovergebogen dames die getekend zijn met wijsheid hun best doen om jeugdige schoonheid uit te stralen en dat ze hier zonder moeite in slagen. De geur van vers brood en hammen, de kleur van mode en de sleur van de dag die niet als sleur ervaren wordt. Net als eten niet als noodzakelijk kwaad maar als een voorrecht ervaren wordt. Italianen eten namelijk om te proeven. En dat genieten proef je als er middenin zit. Milaan is vriendelijk en gastvrij. Dat wil zeggen de mensen, met de prijzen ligt dat soms wat anders maar dat wordt bijzaak als in je in Milaan bent. Ik liep de officiële AC Milan-shop uit omdat ik de twee kleine mannen thuis wou verassen en in het voorbijgaan stak hij zijn duim omhoog en wees naar de AC Milan-draagtas die ik droeg. In zijn armoedige en vuile kloffie lag hij half op de grond met voor hem een vergeeld porseleinen schoteltje. Er lagen twee eurostukken van twintig cent op. Ik pakte mijn portemonnee en besloot dat het een mooie dag voor hem, de Milanese zwerver, zou worden. Niet omdat hij bedelde maar omdat ik hem wou bedanken voor zijn vriendelijkheid.
Enkele dagen voor mijn vertrek naar Milaan kwam ik in een vreemde discussie terecht. Dat het gek en onverstandig van mij was om te gaan vliegen in deze enge tijden. Hoe ik het durfde om überhaupt op een luchthaven te komen. Zo’n luchthaven met donkergetinte mannen met baarden en personen met vreemde koffers en verdachte pakketjes onder de arm. Enkele bekenden van me vonden dat doodeng, hetgeen ik dan weer doodeng vind. Dat wat er tussen onze oren aan het gebeuren is namelijk. Want ze waren er, die donkere mannen en de vreemd ogende bagage. Maar het enige waar ik constant voor op mijn hoede moest zijn waren mijn twee medereizigers waarvan de ene een baard draagt en de ander een hele vreemde koffer bij zich had omdat een camerakoffer nu eenmaal niet alledaags is. Ik moest op mijn hoede zijn om me niet te snijden aan de messcherpe humor onder elkaar. Heerlijk.
Op het Piazza del Duomo staat een sokkel. Op die sokkel staat een paard en op dat paard zit een man. De man is de eerste koning van het verenigd Italië en luisterde toen hij nog kon horen naar de naam Victor Emanuel II. Het monument van de Italiaanse beeldhouwer Ercole Rosa staat al sinds 1896 op het plein waar de Dom ’s avonds prachtig wordt verlicht door een ondergaande zon. Ik staarde de stenen versie van Victor nog even aan voordat we in de taxi sprongen op weg naar de vluchthaven. Victor, de koning die geloofde in het verenigen. Niet alleen van 19e eeuwse staten maar in de ogen van de Italianen ook van de mensheid. Ik denk dat we in Nederland best wat Victor’s kunnen gebruiken.
Geef een reactie