Er dook een horrorclown op in Almere, een dag later in Oss, weer een dag later in Valkenburg en op Facebook las ik dat het allemaal de schuld was van de media. Hoe meer aandacht, hoe meer clowns, schreef een meneer die er zelf aandacht aan gaf en op veel bijval mocht rekenen. Het plaatselijk dagblad van waar ik leef, woon en werk, plaatste recentelijk een artikel waarin lokale ondernemers werden gevraagd wat ze van een bepaald evenement vonden dat in de voortuin van hun onderneming plaatsvond. Ze waren niet uitgesproken negatief, maar lovende woorden kwamen ook niet in hun antwoorden voor en op Facebook werd hen een sticker met de opdruk ‘zeikerds’ opgeplakt. Vooral was het ook schandalig dat de krant aan dit soort lui een podium gaf, zo schreef een mevrouw wiens smartphone-scherm vele malen moet zijn opgelicht door binnenstromende duimpjes. Een jaar geleden vertegenwoordigde ik een andere omroep dan nu en ik werd met regelmaat uitgemaakt voor één van die linkse rakkers. Het was een periode dat er enkele politici in opspraak raakten die allen dezelfde politieke gekleurdheid hadden en dat was de schuld van de media, niet van die politici zelf. Ik behoorde tot een orde van samenzwerende heksenjagers zo werd mij verteld. Een wethouder, overigens van diezelfde politieke kleur, maar laat dat toeval zijn, deed onlangs voor de camera zijn verhaal over een gevoelig en veel besproken onderwerp in mijn stad. Staatstelevisie! Ieder medium heeft zwakke knieën en biedt podium aan de machthebbers die dankzij diezelfde media aan de macht blijven. De man pompte het mijn rechteroor binnen toen ik op zaterdagochtend naar een voetbalwedstrijd van mijn oudste zoon keek. Zijn mening kende geen nuance, maar was doorspekt met sappen die hun vlucht uit zijn mond tegen mijn rechter gelaat zagen stranden.
Onlangs vond er een boeiende discussie plaats over de rol van de media. Wat die is en óf die er eigenlijk nog wel is. Want hebben we de media nog wel nodig in een tijdperk waar iedere organisatie en ieder individu zender is? Regionale omroepen, hoofdredacties van dagbladen, mediagoeroes, het Commissariaat voor de Media en o.a. een afvaardiging van het ministerie van OCW discussieerden met elkaar. Ook ondergetekende mocht een bijdrage leveren in de vorm van een mening. De mening dat er voor de media een taak ligt weggelegd die juist nú belangrijker is dan ooit tevoren. We moeten natuurlijk de kritische waakhond van de maatschappij zijn en blijven, maar vooral de maatschappij zélf moet weer op het rechte pad geholpen worden. Want juist omdat iedereen naar alle hartelust aan het zenden is, verzuild onze samenleving in een ras tempo. Iedereen zendt vanuit eigen perspectief. Je bent voor, en zo niet dan ben je tegen. Het maakt onze samenleving zwart-wit op tal van thema’s, vooral de zwart-witte. Of het nu gaat over de vluchtelingenissues, de zwarte piet-discussie of anderszins; het wordt een beetje akelig allemaal. Omdat we steeds meer zenden en bij ieder bericht dat we uitbraken steeds extremer in onze mening gaan hangen omdat het zo makkelijk duimpjes en retweets scoren is. Dat dit enkel onder gelijkgestemden is, vergeten we daarbij. Maar let op; zenden is géén synoniem voor journalistiek bedrijven. Journalistiek geeft duiding, een woord dat de damschreeuwers die tegenwoordig niet op de Dam maar op Facebook en Twitter schreeuwen, verafschuwen. Duiding relativeert meningen, schept mogelijk wederzijds begrip en brengt nuance. Duiding kan pleisters plakken op wonden die door de nieuwe damschreeuwers aan bepaalde met precisie geselecteerde groepen mensen worden toegebracht. Duiding kan zorgen dat je wellicht minder duimpjes krijgt en dat vinden vele van ons niét leuk.
Gisteren las ik een stuk over de teloorgang van het journalistieke ambacht. Internet was de dader; internet was er de schuld van dat echte vakjournalisten in een terminale fase verkeren. Ik deel die visie dus totaal niet. Het product, of dienst indien u wilt, van media is geen krant, geen TV Journaal of Radio-uitzending; het product is niets meer of minder dan content. En omdat content nu eenmaal op een makkelijk bereikbaar platform dient te worden weggezet, hadden we krantenpapier, TV’s, radio’s en nu dus ook computers, tablets en smartphones. Ieder platform weliswaar met z’n eigen wetten van hoe consumenten de weggezette content graag consumeren, maar door de enorme explosie van online consumptie zouden er zich voor aanbieders van content dus eigenlijk alleen maar méér kansen moeten aandienen. Het is dus nogal makkelijk om internet de schuld te geven van alles. Zouden we niet eens zélf in de spiegel moeten kijken…
Willen we nog wel alle kanten van het verhaal horen, zien en lezen?
Of zeggen we vol afschuw te zijn over wat en met welk vocabulaire de voor- of tegenstanders van wat dan ook schreeuwen, maar genieten we er stilletjes van…
Willen we nog wel relativering en nuancering?
Of is het juist wel lekker en bovendien veel gemakkelijker om je door vele digitale duimpjes in de juiste strijkrichting van je eigen narcistische kapsel te laten aaien…
Is de échte bedreiging voor goede kwaliteitsjournalistiek niet het gegeven dat we ons allemaal het liefst opsluiten in onze eigen waarheidsbubbel?
Ik ga er hier geen mening over hebben. Ik probeer slechts wat duiding te geven.
Geef een reactie