Enigszins aarzelend kwam hij mijn kant op. De aarzeling was me toen nog niet opgevallen, mijn blik was gericht op het blinkend metaal en het ruwe leer. Zijn nek kon ik niet zien, een woeste hipsterbaard ontnam deze het daglicht. Hij kwam dus mijn kant op en het enige wat mij bezighield was of mijn omroepauto daar de aanleiding voor was. En als dat het geval zou zijn, was dit dan reden om me zorgen te maken? Ik vermoedde van niet, want ze stonden er al toen ik aan kwam rijden bij het tankstation. Ook zij zagen mij maar hadden meer oog voor een schrijfblok die voor hen op een afvalbak lag. Zo’n zeven bikers stonden daaromheen te discussiëren. Nu kwam er dus een mijn kant op, qua uiterlijk de meest geradicaliseerde. Met schrijfblok in de hand vroeg hij of ik een journalist was. Mijn antwoord stelde teleur, journalisten konden namelijk vast goed dichten. Ze waren op weg naar Duitsland waar ze een dag later een begrafenis zouden bijwonen en ze wilden daar iets opdragen. Het rammelde van alle kanten maar ik vond het een mooi stuk. Het lukte mij de lege plekjes op te vullen. Of zij iets voor me terug konden doen? Nadat ik bedankte, kreeg ik een handdruk die ik nu nog voel. Mooi man!
Geef een reactie