Ze kwamen van over zee. We hadden van hen gehoord en keken naar hen uit; de verlossers. Ze zouden voor de verandering zorgen waarnaar iedereen smachtte, het zou allemaal beter worden, eindelijk. Eerst in Zeeland, Zuid- en Noord Holland; de hele westelijke kustlijn van Nederland was als een rode loper waarop ze entree maakten. Als voorbode waren het de graaiende topmannen die ons land meteen verlieten. Al jaren schreeuwden ze dat het in het buitenland beter verdienen is en nu voegden ze de daad bij hun woord. Mooi, de beloofde verandering uitte zich in de eerste tastbare feiten. En de verandering draafde voort, vol in galop. Alleen werd het niet beter, verre van zelfs. Het enige waar de verlossers ons van verlosten waren eigenwaarde, vrijheid, veiligheid en een stip aan de horizon. Die horizon was overigens al heel snel niet meer zichtbaar. Enge vlaggen, torenhoge bergen puin van verwoeste woonwijken en stadscentra, brandende auto’s en opgestapelde rottende lijken ontnamen ons netvlies ieder zicht op welke toekomst dan ook. De verlossers waren zelf ook verlost, van normen en waarden. Als eerste was onze regering aan de beurt. Het kabinet werd gedwongen af te treden. Aanvankelijk recapituleerde onze minister-president nog stellig dat hij dan bepaalde verkiezingsbeloftes niet zou kunnen nakomen, maar uiteindelijk ging hij morrend akkoord. Als dank werd zijn nooit aflatende lach door de verlossers vereeuwigd. Als piek werd zijn afgehakte hoofd boven op het Nationaal Monument op de Dam geplaatst. De zorgwet werd afgeschaft, net als alle andere wetten overigens. We hadden wel andere zorgen dan zorg. Het enige dat overeind bleef was onderwijs. Wel veranderden de lesprogramma’s. Handvaardigheid werd voortaan met messen en pistolen gepraktizeerd, bij rekenen werden door kleine kinderen geen getallen meer afgetrokken maar vieze oude mannen en tijdens het wekelijkse filmuurtje werden aan onze nakomelingen video’s vertoond van hoe hun moeders werden verkracht. De hel was er niets bij. Iedere seconde vreesden we voor ons leven en grenzen opzoeken kwam dan ook in niemands hoofd op. Dat had ook weinig zin daar deze werden gebarricadeerd door onze o zo bevriende buurlanden. Omdat het geen zin had om symptomen van het kwaad te bestrijden zolang het kwaad bleef zitten, zeiden ze. Omdat we andere mode droegen. Omdat we een net iets andere haarkleur hadden en ons bier anders brouwden. Toch slaagden enkele landgenoten erin om via de noordkust internationale wateren te bereiken van waaruit per waterfiets de tocht werd gemaakt naar een continent waar het tenminste veilig leek. Leek, niet heus. Veilig, niet prettig. Je voelt je immers niet echt welkom als je uitgehongerd en zonder de onderweg verloren iPhone aanspoelt op een exotisch strand en meteen wordt weggetrapt en opgepakt omdat een selfie-makende toerist in een zelf uitgegraven kuil jou een ongewenste figurant vindt op de strand-vakantiefoto die hij op Facebook wil plaatsen. Het Facebook waarop blijkt dat hij lid is van een pagina die oproept de grenzen met mijn land nog verder op te hogen. Omdat ze beter ónze kinderen en vrouwen kunnen verkrachten en verkopen dan de hunne. Omdat het lastiger is om andere mensen uit de hel te helpen dan om zelf een glas Erdinger op jaarbasis minder in het eigen keelgat leeg te schudden. Want geen haar op het vetgemeste hoofd dat er aan denkt om zelf maar één eurocent in te leveren voor dat uitschot, die Nederlanders.
De droom was zo levensecht dat ik zowaar even meende het witbier in mijn mond te proeven toen ik afgelopen nacht badend in het zweet wakker schrok. Ik keek om me heen en wist snel dat de droom een droom was, uit de categorie nachtmerrie dan wel. Er was schemering op de kamer. Bij ons op de gang brandt ’s nachts namelijk het licht vanwege de kinderen. Omdat het hen een gevoel van geborgenheid geeft en wij niets liever doen dan hen een veilige en betrouwbare omgeving geven. In die schemering zag ik dingetjes die we graag binnenkort willen vervangen of laten opknappen. Dingetjes die ónze sores vormen. Ik kon het me nauwelijks meer voorstellen. Ik heb niet meer echt slaap kunnen vatten. Met een vreemd soort kater en een voornemen stond ik op. Het voornemen deze blog te schrijven én te plaatsen. Een blog waarin ik vraag, nee smeek, aan iedereen die berichten liked over verdronken vluchtelingen, aan iedereen die haatdragende reacties achterlaat bij berichten over voor de dood en verkrachting vluchtende medemensen én iedereen die bij ieder bericht over iedere verdronken of teruggestuurde ‘gelukszoeker’ (zijn we dat niet allemaal?) stiekem even glimlacht; aan al die mensen vraag, smeek en draag ik op mij te ontvrienden. Ik kan me bijna niet voorstellen dat ze hier zijn, maar indien toch; ontvrienden graag. NÚ, meteen. Het is dan immers onmogelijk dat we iets met elkaar kunnen hebben.
Geef een reactie