Van witte wijken had ik al eens vaker gehoord. Evenals van witte scholen en witte sportverenigingen. Vandaag was ik in een wit zwembad en die gekleurdheid drong pas tot me door toen ik er al zo’n anderhalf uur was. Toen er een donkere jongen de door meivakantie vierende kinderen geannexeerde zwempiste betrad. Ik zag hem pas toen ik hoorde dat er iets op de piste was gebeurt. Toen een verandering in de atmosfeer mij op deed kijken van het boek dat ik las. Omdat de constante stroom aan decibels plotseling in kracht afnam. Niet het geluid van stromend en spetterend water, dat bleef. Net als dat het gejoel, het enthousiast schreeuwen en lachen van de kinderen bleef. Van de meeste dan. Het waren de ouders aan het tafeltje naast mij, allen moeders, die plots zwegen. Toen die witte ouders van de witte kinderen in dat witte zwembad zomaar een donker iemand hun territorium op zagen komen. Een kind nog weliswaar, maar een echte neger! Omdat negers gracieus lopen, liep deze neger ook gracieus en zijn gang was prachtig te volgen tegen de mooi contrasterende achtergrond van het witte tegelwerk van het witte zwemparadijs. Als een van de witte zwemmende kinderen suïcidale neigingen had gehad dan was dit hét moment geweest; geen enkele ouder die meer op zijn kind lette. Omdat het negerkind al hun aandacht genoot. Die liet dat overigens niet merken, omdat hij het zich waarschijnlijk heeft aangeleerd om niet te laten merken dat al die starende blikken wel degelijk iets met hem doen. Dat het hem van binnen helemaal openrijt. Hij liet dat dus niet merken en de witte ouders van de witte kinderen in het witte zwembad zagen het dus niet en iedereen ging gezellig met alles verder. De kinderen met zwemmen en hun ouders met naar het negerkind staren. Gezellig en orderlijk. Het was naast een wit ook een heel schoon zwembad met nette mensen die doen wat er op bordjes en stickers op de witte tegels staat; niet springen van de kant, geen eigen meegebrachte etenswaren consumeren en nog wat van die dingen. Er hing alleen een bord te weinig.
Ondanks alle vroomheid ontstond er toch nog enige commotie aan het tafeltje naast mij. Een van de peuters was hard gevallen op de witte tegels. Hij werd naar zijn moeder gebracht door de donkere jongen, maar nu hij zo dichtbij was, keek niemand meer naar hem. Kort kruisten onze blikken en ik stak een duim omhoog. Ik kreeg er twee van hem terug.
Geef een reactie